Kinderen van Buchenwald I


Ik lig in een ziekenhuisbed te wachten op onderzoeksresultaten. Naast mij is onverwachts buurman Daniel komen zitten. “Hoe haal je het nou in je hoofd om naar Buchenwald te gaan?” vraagt hij met oprechte verbijstering in zijn stem. 
De vraag overvalt me, maar ik heb er wel een antwoord op. Ik wilde het gewoon, daar komt het op neer.  

Tot mijn eigen verrassing lag het die maand augustus, lopend onderweg van Leipzig via Weimar naar Erfurt, vrijwel op de route. En dat rare contrast hoorde wel bij mijn tocht van dat moment. Van het hoogtepunt van Duitse beschaving en literatuur (Goethe woonde in Weimar) naar een van de dieptepunten in menselijk samenleven. Met een onderlinge afstand van niet meer dan een kilometer of acht te overbruggen.  


Bovendien had ik jaren eerder al eens het aangrijpende relaas gelezen van Jorge Semprun (in de burgeroorlog en zijn Franse ballingschap nog communist, en na Franco minister van cultuur in de democratische regering van Spanje) over zijn helletocht naar - en -verblijf in Buchenwald. Daardoor had ik een beeld van het soort kamp.  
Van dat beeld klopt niks als ik de heuvel op loop, die maandag in augustus 2013. Er staan veel loofbomen, maar dat zijn nauwelijks beuken. Het is een soort niemandsland, de helling naar het kamp. Er is weinig dat wijst op de horror en de gruwelen die daar bijna 80 jaar geleden hebben plaatsgevonden. Inderdaad, al voor de oorlog uitbrak sloten de nationaal-socialisten hier hun politieke gevangenen op. Ik beland in de cel van 1 van hen, dominee Paul Schneider, een oprecht en dapper predikant die zijn geloof niet laat kapen door de propagandisten van Goebbels en de Stuermer. Vanuit zijn cel kan ik door het kleine raam de appelplaats zien. Hij riep vanuit zijn eenzame opsluiting de verzamelde gevangenen bemoedigende woorden toe. 
De kampbeulen pikten dat niet en dachten hem met een pak slaag tot zwijgen te brengen. Maar Schneider ging door. Ik dacht altijd dat hij oorlogsslachtoffer was. Maar het was in “vredestijd” dat ze hem uiteindelijk de dood in joegen, 18 juli 1939, omdat hij weigerde te zwijgen. Dan ben je in mijn ogen wel een held hoor, al zullen anderen hem misschien onnozelheid verwijten. 



Met dit verhaal erbij wordt zo’n cel in het strafgedeelte (ja, gewoon opsluiten is niet genoeg daar, je kunt ook nog zwaar regime krijgen, dat gebeurt in het poortgebouw waar je het kamp binnenkomt) een nauwelijks te bevatten en meer dan indrukwekkende ervaring.


Reacties